Atheistische profeten en hun dogma's: waarom deelname aan het debat een plicht is
30 11 08 - 19:33 - Categorie: maatschappij In het Reformatorisch Dagblad staat een artikel naar aanleiding van een boek van de Amerikaanse journalist Chris Hedges met de titel ”Ik geloof niet in atheïsten”. In het boek wordt het atheïsme bekritiseerd. Dat kan geen kwaad. Maar een aantal punten trekken de aandacht. Er lijken een aantal aannames over atheïsten en hun 'geloof' gemeengoed te worden die nodig moeten worden rechtgezet, om te voorkomen dat de discussie verzandt in holle verwijten die afleiden van wat er werkelijk ter discussie moet worden gesteld, namelijk: religie als bron van conflicten en geweld.Een opmerkelijk retorisch gebruik in religieuze kringen is om kritiek die het eigen geloof ten deel valt van de inhoud te doen en de woorden terug te kaatsen onder het motto 'wat je zegt ben je zelf'. Met deze strategie stelt men mogelijk zichzelf gerust, maar de kritiek is er niet mee weerlegd. Zo is in de bespreking te lezen:
In zijn boek, in de pers een klaroenstoot genoemd, polemiseert Chris Hedges tegen de „nieuwe atheïsten” als Richard Dawkins en Christopher Hitchens. Hedges schrijft dat deze profeten van het atheïsme een eigen vorm van fundamentalisme hebben geschapen, met nieuwe ideeën over onze morele superioriteit en de almacht van de menselijke rede.De suggestie dat volgens atheïsten de rede 'almachtig' is, is een weerkaatsing van de kritiek op religies waarin het geloof in een 'almacht' centraal staat. Atheïsten hebben geen binding met het concept van 'almacht'. De rede maakt een betrouwbaardere kijk op de realiteit mogelijk dan de klakkeloze aanvaarding van de openbaring van een almacht, maar is niet 'almachtig'.
De rede komt voort uit ons verstandelijk vermogen, en de mens is nu eenmaal niet almachtig, maar heeft beperkte vermogens. Het is van belang te beseffen dat alles wat we bedenken, inclusief de godsdiensten, uit onszelf voortkomt, en dus feilbaar is omdat wij mensen feilbaar zijn. Atheïstische ideologieën kunnen dus feilbaar en fout zijn, maar religieuze ideeën en godsbeelden kunnen eveneens fout zijn, want ook die spruiten voort uit de menselijke geest. Kritiek is van belang om afstand te kunnen doen van foute ideeën. Maar kritiek op een almachtige, bovennatuurlijke wetgever is nauwelijks denkbaar. Kritiek op de almachtige god is in religieuze maatschappijen zelfs strafbaar. Het gevolg is een neergaande spiraal, doordat oplossingen worden gezocht in het beter naleven van het geloofssysteem dat nou juist de oorzaak van de problemen omvat.
Misschien wordt de kracht van de rede soms overschat, maar ons vertrouwen in de rede kan altijd worden bijgesteld. We beseffen dat ons waarnemingsvermogen beperkt is, of dat bepaalde noodzakelijke vaardigheden om de kosmos te kunnen doorgronden onze aanleg te boven gaan. De mogelijkheid tot het naar beneden bijstellen ontbreekt gewoonlijk in het geval van 'de almachtige god'. Een almachtige god kan tot stand brengen wat de natuurwetten niet zouden toelaten. Dat vermogen ligt besloten in het argument, dat in feite een cirkelredenering is. Als hij iets niet zou kunnen, zou hij niet almachtig zijn. Maar god is een zuiver retorisch concept, dat zijn almacht uitsluitend ontleent aan de woordkunst. Dit kan goed worden geïllustreerd met de vraag of god in staat is om een steen te scheppen die zo zwaar is dat hij hem zelf niet kan tillen. Deze grap poogde men op allerlei manieren te weerleggen, maar de pointe schuilt erin dat het een retorische moeilijkheid betreft die alleen mogelijk is doordat de hele almacht van god is gebaseerd op retorische bewijzen. God is niet meer dan een woordspel.
Iedere verklaring van de natuur die wordt gelegd bij god, kan dus retorisch worden beargumenteerd met een verwijzing naar die almacht, hoe duidelijk het ook is dat de verklaring tegen alle gezonde verstand en de natuurwetten ingaat. Maar God is net als de wetenschap of de rede een product van de menselijke cultuur; alleen wordt dit in de wereld van het geloof niet erkend, met als gevolg dat het beeld van de macht van god niet tot menselijke of natuurlijke proporties wordt bijgesteld. Sommige gelovigen hebben dan wel het geloof in de 'geopenbaarde' teksten achter zich gelaten, maar geloven nog wel altijd in de 'almacht' van god. Maar vele anderen geloven nog steeds in kinderlijke scheppingsfabels, zo overtuigd zijn ze van de almacht van hun 'schepper'. Het geloof in 'almacht' is een van de belangrijkste bezwaren tegen religie. Dit woord terugkaatsen naar vertrouwen in de wetenschap en het rationele denken getuigt van gebrek aan inzicht in het bezwaar tegen religie.
Morele superioriteit
Het verwijt van 'morele superioriteit' die atheïsten zichzelf zouden toeschrijven is ook een vorm van terugkaatsen van een verwijt dat bij een andere levensvisie hoort. Atheïsten hebben geen morele code die ze als superieur, onaantastbaar dogma boven de gemeenschap hebben geplaatst om aan elk individu op te leggen. De Universele Verklaring van de Mensenrechten bijvoorbeeld is niet dogmatisch, omdat de mensenrechtenverklaring geen uniforme morele code oplegt, maar juist ruimte biedt aan de diversiteit en veranderlijkheid van mensen. Het individu wordt niet onderworpen aan het collectief, een monocultuur of één waarheid.
Wel is het zo dat atheïsten de moraal van het geloof aan de kaak stellen. Enerzijds zijn daar de vele voorbeelden van geweld, oorlog en onderdrukking door god zelf en vele gelovigen waaruit blijkt dat het gedrag dat de religie voorschrijft op moderne mensen niet bijzonder deugdzaam overkomt. Het stenigen van ongehoorzame zoons, vereerders van gesneden beelden of 'overspeligen', of het uitroeien van volkeren die andere goden aanbidden zijn aansprekelijke voorbeelden. Anderzijds legt het geloof zoveel regels op die alle natuurlijke behoeftes van de mens onderdrukken dat gelovigen gedwongen zijn hun toevlucht te nemen tot hypocrisie en leugenachtigheid. Het wegnemen van oorzaken die leiden tot hypocriet gedrag is niet hetzelfde als 'moreel superieur'. Door de religieuze deugdzaamheidsopvattingen tegen het licht te houden wordt duidelijk dat religieuze deugdzaamheid vaak meer te maken heeft met onderdrukking van natuurlijke behoeftes of zelfs van mensen. Als je in staat bent dat in te zien, ben je in staat je te bevrijden van onnodige fatsoensnormen en hoef je niet meer te vervallen tot hypocriet gedrag.
Het komt bekender voor hoe gelovigen morele superioriteit claimen, door te zeggen dat 'god' de mens wetten en leefregels heeft geschonken, en dat atheïsten er géén moraal op nahouden. In de atheïstische wereld kan erop los worden gestolen en gemoord omdat er van hogerhand toch geen straf te verwachten valt. Atheïsme wordt gelijkgesteld aan immoraliteit. Maar als het erom gaat het atheïsme gelijk te stellen aan religieus fundamentalisme, is het beste argument tegen kritische atheïsten opeens het vermeende beroep van 'het atheïsme' op 'morele superioriteit'.
Atheïsten baseren zich misschien eerder op richtlijnen die inlevingsvermogen in anderen spiegelen aan eigen ervaringen met onderdrukking of vooroordelen. 'Wat u niet wil dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet', is een voorbeeld van zo'n richtlijn, net als het advies anderen te behandelen zoals je zelf in een bepaalde situatie behandeld zou willen worden.
Ook het uitgangspunt dat je kan doen wat je wil zolang je hiermee niet de integriteit, ruimte en vrijheden van anderen schendt is iets waar veel seculieren zich in kunnen vinden. In de praktijk houden deze regels in dat mensen verschillende politieke, religieuze of seksuele voorkeuren en opvattingen mogen hebben, en deze mogen veranderen of bijstellen.
In de seculiere samenleving klinken de verschillende stemmen door elkaar. Sektarisme wordt tegengegaan doordat iedereen zelf de regels kan invullen en deze weer kan verwerpen als het niet bevalt. Het recht op vrije kritiek voorkomt dat alle neuzen dezelfde richting op worden gestuurd en er een monocultuur ontstaat waarin het individu wordt onderworpen aan het collectief, terwijl keuzevrijheid en individuele behoeftes niet langer worden gerespecteerd. Iemand kan niet tot paria worden gemaakt vanwege zijn seksuele gedrag of wereldbeeld, omdat binnen de gefragmenteerde structuur van de seculiere samenleving altijd subculturen bestaan waarin iemand wel kan functioneren. Zelfs al is iemand overgeleverd aan een intolerante groep die zich niet wenst aan te passen aan de vrijheden die de seculiere maatschappij biedt, dan nog is er de mogelijkheid om uit zo'n sektarische gemeenschap te vluchten en deel te nemen aan de openbare maatschappij, althans, zolang de seculiere maatschappij bereid is de mensenrechten te beschermen.
De opvatting van Voltaire dat iedere mening, hoe verwerpelijk ook, moet kunnen worden uitgesproken, moet in onze overgevoelige tijd net zo vaak in de herinnering worden geroepen tot de strekking ervan wordt begrepen. Reactionaire groeperingen en fascistische volksmennerij krijgen nauwelijks poot aan de grond als er geen totalitaire dwang mogelijk is. De maatschappij is te gefragmenteerd om een totalitaire beweging van de grond te krijgen. Pas als bepaalde stemmen in het discours worden onderdrukt zal er weer een platform ontstaan voor de uniformiteit die nodig is voor een dictatoriale cultuur. Het nieuwe fascisme is natuurlijk te verwachten van de zijde die stemmen in het discours onderdrukt.
Het tolereren van onwelgevallige meningen biedt een voordeel boven de bekrompen dwang van fundamentalistische religieuze gemeenschappen die mensen vastprikt op vooroordelen en een voorgeschreven leefstijl die tegen de individuele verlangens en aanleg ingaat. Een cultuur die stelt dat homoseksualiteit verdorven is en heteroseksualiteit superieur, schept hiermee een kader waarin hypocrisie, onderdrukking, depressie, intolerantie en zelfs agressie kunnen ontplooien. Een cultuur die daarentegen zegt dat de seksuele voorkeur een individuele keuze is die iemand met een andere voorkeur niet schaadt, neemt hiermee de voedingsbodem weg voor een heleboel frustratie, conflict en agressie.
Pleiten voor atheïsme is geen atheïstisch fascisme
De basisaanname van het atheïsme is dat er geen goden bestaan. Deze aanname impliceert dat mensen zelf verantwoordelijk zijn voor alles wat ze tot stand brengen, zowel de goede als de verkeerde dingen. Wij hebben het vermogen om te leren van onze fouten, en zouden dus in staat moeten zijn om niet steeds dezelfde fouten te maken en zelfs om in te zien wat goed voor ons is.
De opkomst van religieus rechts in de Amerikaanse politiek.
Dawkins en andere populaire atheïstische critici zijn dus niet militant, ze zijn gewoon woordvoerders van een deel van de maatschappij, die zich mengen in de openbare discussie. Ze zijn ook niet 'nieuw'; het enige wat nieuw is, is dat atheïsten ook hun stem toevoegen aan het openbare discours. Men is gewend dat de religie met respect wordt behandeld, en van oudsher is kritiek eigenlijk niet toegestaan. Er is dan wel vrijemeningsuiting, maar in werkelijkheid werd het onderwerp religie gewoonlijk gewoon vermeden, waardoor de weerstand tegen religiekritiek niet zo werd opgemerkt. Maar nu alle verworvenheden van de moderne maatschappij, zoals de mensenrechten, de seculiere maatschappij, vrijemeningsuiting, het recht op geloofsafval en ontkerkelijking, de democratie en zelfbeschikking op alle fronten door inmiddels machtige reactionaire bewegingen onder vuur worden genomen, moet iedereen die belang hecht aan zelfbeschikking en persoonlijke vrijheid hiervoor wel de barricaden opgaan. Het geijkte middel hiervoor is niet geweld, maar argumentatie via het openbare debat.
Zoals bekend is het vrije woord voor de religie dodelijker dan het krachtigste wapen, en daarom wordt er dan ook zo fel gereageerd op atheïsten die hun pijlen richten op de godsdiensten. Desondanks hebben atheïsten die belang hechten aan de seculiere maatschappij en mensenrechten de plicht om kritisch te reageren en hun eigen opvattingen in het openbaar te verdedigen. Doen ze dit niet, dan komt dat op hetzelfde neer als de opgelegde censuur in een dictatoriale samenleving die geen vrijemeningsuiting toelaat. Degenen die wel bereid zijn om hun ideologie te verspreiden zullen de ruimte innemen van degenen die dit nalaten, ook als dat uiteindelijk ten koste gaat van de mensenrechten. Het debat niet aangaan om te voorkomen dat je wordt gedemoniseerd of bedreigd komt dus uiteindelijk op hetzelfde neer als leven in een maatschappij die de vrije keuze en vrije mening onderdrukt.
Chris Hedges is zelf een bekende criticus van de Amerikaanse religious right, die hij ziet als een beweging met fascistische kenmerken en een bedreiging voor de democratie. Maar de kritiek van atheïsten als Sam Harris en Christopher Hitchens schaart hij onder hetzelfde fundamentalisme als het religieuze fascisme dat Amerika steeds meer in zijn greep krijgt. Dat is natuurlijk opmerkelijk, omdat Harris en Hitchens niet meer doen dan wijzen naar dezelfde problemen die Hedges zelf ook constateert. Het enige verschil is dat Harris en Hitchens kritiek hebben op religie in het algemeen, terwijl Hedges uitsluitend de religieuze orthodoxie aanwijst als bron van de problemen. Maar dat maakt Harris en Hitchens nog niet tot fundamentalistische fascisten die een gevaar vormen voor de democratie. De werkelijkheid is dat Hedges eenvoudigweg niet kan accepteren dat religie en geloof op zich worden afgewezen, niet alleen als bronnen van geweld en uitsluiting, maar ook omwille van het feit dat het iets verkoopt wat niet waar is, zelfs al menen veel mensen dat het kan inspireren tot iets goeds.
De waarheid in het midden
Het uitgangspunt van Hedges en vele anderen is dat je genuanceerd bent als je de waarheid in het midden plaatst. Aan de uiterste zijden vind je de extremisten: aan de ene zijde de religieuze orthodoxie en aan de andere kant de atheïsten die god volledig afwijzen. In het midden bevinden zich de gematigde gelovigen. Vanuit deze voorstelling probeert men het atheïsme onschadelijk te maken door er dezelfde verwijten op toe te passen die op het religieuze fundamentalisme van toepassing zijn. Dus zijn atheïsten die hun mond roeren onverdraagzaam, fundamentalistisch en militant, ze voeren een oorlog en zijn terroristen die het over zichzelf afroepen als ze worden vermoord. In werkelijkheid ligt de waarheid natuurlijk niet in het midden. Ook dit is een voorbeeld van de verwarring die je met een woordenspel kan scheppen.
Hedges' verwerping van de atheïstische kritiek is een emotionele reflex die altijd de kop opsteekt zodra religie in het openbare debat 'onder vuur' wordt genomen. Nog wat voorbeelden hiervan uit het artikel over Hedges:
Zij die een blind geloof hebben in de moreel neutrale disciplines van de rede en de wetenschap creëren zelf idolen.'Idolen' is in dit opzicht het verkeerde woord, als je het vergelijkt met de idolen in het geloof. Religieuze idolen worden vereerd omdat zij alles hebben opgeofferd voor de ene waarheid, het geloof in hun god, maar dat is natuurlijk niet het geval bij de bestsellerschrijvers. Hun boeken zijn populair, en zij zijn in staat om de gedachtes die velen hebben goed te verwoorden, maar daarmee zijn ze nog niet gelijkgesteld aan religieuze heiligen. Boeken worden geschreven om mensen aan het nadenken te zetten, hun horizon te verbreden en op basis van nieuwe informatie nieuwe invalshoeken over diverse onderwerpen mee te geven. Nu zijn er eens een aantal boeken geschreven die iets willen bijdragen aan de atheïstische visie, en ze zijn nog populair ook. Dus treden er psychologische defensiemechanismes in werking om die populariteit te verklaren en onschadelijk te maken. En dat gebeurt door vrijdenkers gelijk te schakelen aan dogmatische, orthodoxe fundamentalisten, en door te beweren dat de lezers blind geloven in wat de schrijvers in hun boeken hebben geschreven. Opnieuw een vorm van terugkaatsen van de kritiek die op de bijbel en vele gelovigen van toepassing is, alleen hebben de woorden geen betrekking op de realiteit, want deze boeken zijn alleen maar een bijdrage aan een zich ontwikkelend discours, met als doel het atheïsme een stem te geven in een cultuur die zo religieus is dat men denkt dat er nauwelijks atheïsten bestaan, in een land waarvan de bevolking aangaf nooit een atheïst als president te kiezen en een president zei dat atheïsten geen goede Amerikanen zijn; een land waarin atheïsten tot voor kort niet eens hardop durfden te zeggen dat ze atheïstisch zijn.
De kern van alle fundamentalisme is voor Hedges het geloof in een absolute waarheid, om het even of die God, Allah of Rede wordt genoemd. Hedges kan daar niets mee, als postmodernist bestaat er voor hem geen absolute waarheid. Cynisch stelt hij vast welke zegeningen het verlichtingsdenken heeft opgeleverd: industriële oorlogvoering, kernwapens, dreigende milieurampen en wereldterrorisme.Voor Hedges geldt geen absolute waarheid omdat hij niet in staat is het geloof ter discussie stellen. Atheïsme wijst niet de rede als 'de waarheid' aan, en kent ook geen andere waarheid. Maar het feit dat het bestaan van fantasiefiguren wordt afgewezen is genoeg om atheïsten te betichten van het omarmen van een absolute waarheid.
Dit is weer een voorbeeld van het terugkaatsen van een argument dat op het geloof betrekking heeft. God geldt als absolute, onaantastbare waarheid, maar de 'Rede' natuurlijk niet. God is een wezen zo machtig dat het de tijd, het universum, de hemellichamen, de aarde, de mens en alle dieren heeft geschapen, en terwijl hij het heelal bestiert heeft hij nog tijd om het reilen en zeilen van miljarden te mensen te volgen, om te bepalen of ze na hun dood naar de hemel of naar de hel moeten. Het vertrouwen in de rede is nooit gelijk geweest aan het vertrouwen en het geloof in god. Daar komt nog bij dat god helemaal niet bestaat, dus je kunt niets met het geloof in god behalve je inbeelden dat je erdoor wordt geïnspireerd, maar de rede, wat toch in feite niets meer en minder is dan de werking van de menselijke hersens en dus de bron van ons verstand, bestaat wel degelijk, en je kan hem ook trainen en ontwikkelen. Door je verstand te scherpen, vaardigheden te ontwikkelen en je kennis te vergroten, ben je in staat de werkelijkheid om je heen beter te begrijpen. Niemand vereert dit simpele gegeven op de manier zoals goden worden vereerd. Het is tegenwoordig een recht om naar school te kunnen en onderwijs te krijgen, maar het ontwikkelen van kennis en vaardigheden op school is ver verwijderd van de 'verering van de rede'. Hedges insinueert uitsluitend dat de rede onaantastbaar is omdat dat het verwijt is dat hij kent vanuit zijn polemiek tegen de orthodoxie.
Hoe Hedges erbij komt om de rede in diskrediet te brengen door er de moderne oorlogvoering aan toe te schrijven wordt uit de bespreking niet duidelijk. Misschien doelt Hedges op kennis die door het gebruik van de rede werd opgedaan en die vervolgens door een of andere elite werd ingezet om hun macht en kapitaal wereldwijd uit te breiden. Maar dit is bepaald niets nieuws. Iedere trede op het menselijk beschavingsniveau heeft uitvindingen opgeleverd die vroeg of laat werden ingezet voor geweld of de imperialistische oorlogsvoering. Dat is al te zien aan speerpunten die dateren uit de steentijd, en voor die tijd zal het ook wel zo geweest zijn.
In de VS worden atheïsten zelfs uit het leger geweerd of niet serieus genomen, omdat ze niet patriottisch zouden zijn; het Amerikaanse leger wordt geïnspireerd door god en vaderland, en verdedigt deze kernwaarden. Dus alle zogenaamde niet-religieuze imperialistische grondstoffenoorlogen die de Amerikanen voeren, staan allemaal onder aanvoering van god, en niet echt van een atheïstische verlichting.
Het taboe op de discussie over de religies als bronnen van geweld
Eigenlijk is het verwijzen naar eventueel verlichtingsgeweld een ordinaire jijbak. Wie het gewelddadige karakter van god en de religies op de gespreksagenda probeert te zetten lokt hiermee nooit een discussie uit over godsdienstgeweld, maar kan steevast een verwijzing tegemoet zien naar al dan niet vermeend atheïstisch geweld. Het gevolg is dat problemen die inherent in christendom en islam aanwezig zijn waardoor het voortdurend tot gewelddadige conflicten komt, nooit bespreekbaar kunnen worden gemaakt. Het is een taboe dat met alle middelen wordt beschermd. Hedges verwijt Sam Harris expliciet dat hij de bron voor de conflicten met moslims in de islamitische religie vindt, en niet bij de orthodoxie of extremisme. In het algemeen leidt het bespreekbaar maken van inherent religieus geweld tot enorm verzet, en zelfs tot het verbod om religie aan te voeren als oorzaak van religieus geweld. Zo heeft inmiddels de mensenrechtenraad van de VN op initiatief van de Islamitische Conferentie een resolutie aangenomen waarin godslastering wereldwijd is verboden. Ook is het niet langer toegestaan de sharia in verband te brengen met mensenrechtenschendingen.
Hedges zegt tijdens zijn studie Arabisch en zijn verblijf in het Midden-Oosten geleerd te hebben dat de koran positief staat tegenover de rechten van mensen met een ander geloof om dit uit te oefenen. Maar dit klopt helemaal niet, en is op geen enkele manier te vergelijken met de godsdienstvrijheid in het seculiere westen. Volgens de islam zijn alleen het christendom en het jodendom toegestane geloven; het 'polytheïsme' wordt door de islam expliciet verboden. De polytheïsten hadden de 'keus' zich tot de islam te bekeren of te worden gedood. Maar de islam is voortgekomen uit het christendom en het jodendom als reactie op religieus geweld in het Romeinse Rijk, waardoor de band tussen deze religies historisch is. De islam is verbonden met christendom en jodendom in deze godsdienststrijd, en kon het zich helemaal niet permitteren deze twee religies, die dezelfde intolerantie tegen het polytheïsme vertonen, te verbieden. Bovendien mogen christendom en jodendom zich in de islamitische wereld niet opvallend profileren en bijvoorbeeld reclame maken voor hun religie, zoals de islam dit uitgebreid doet in het vrije westen. Afvalligheid van de islam is verboden, en daar hebben ex-moslims in het westen ook grote problemen mee. Wat het defensieve karakter van de islam betreft, die heeft geen betrekking op het verdedigen van moslims die worden aangevallen, maar op het verdedigen van de religie als deze wordt aangevallen. Naar onze maatstaven is de islam dus een aanvalsoorlog. Hedges onderkent het militant-sektarische karakter van de islam niet, en is daardoor niet in staat in te zien dat de religie zelf, en de interpretatie ervan zoals deze actueel wordt beleefd in islamitische landen en ook in grote delen van het westen, wel degelijk de basis is voor integratieproblemen en gewelddadige conflicten.
Dit wil natuurlijk niet zeggen dat atheïsten geen totalitaire, imperialistische en oorlogszuchtige systemen zouden kunnen ontwikkelen. Uiteindelijk zijn mensen verantwoordelijk voor alle ideologische systemen, want goden bestaan niet. Het zijn dus altijd mensen die verantwoordelijk zijn voor religies en de religieuze conflicten waar deze toe inspireren. Er zijn allerlei ideologische en propagandistische systemen mogelijk die mensen kunnen verleiden tot het idee dat geweld en imperialisme heilzaam kunnen zijn. Maar religieuze ideologieën lenen zich hiervoor bijzonder goed omdat ze kritiek verbieden, het collectief aanspreken, de ratio uitschakelen en een kant en klaar propagandasysteem in zich bergen waarin de goeden ten strijde dienen te trekken tegen het kwaad. Religies bieden een compleet systeem van oorlogspropaganda dat wordt toegeschreven aan een onaantastbare macht, waar de volgelingen vanaf hun geboorte mee kunnen worden gehersenspoeld.
Ook Hedges zegt dat het grootste gevaar dat de mens dreigt van de mens zelf komt. Maar hij maakt daarbij niet te stap in te zien dat ook de religies van de mens zelf afkomstig zijn, en dus dit kwaad in zich kunnen bergen. Zijn argumenten tegen het atheïsme vallen in het water omdat zijn doel is het geloof te verdedigen en vrij te pleiten door kritische atheïsten op de hak te nemen. Het uitgangspunt van mensen als Hedges lijkt te zijn dat gelovigen wél genuanceerd aan een debat over de opkomst van fascistisch-religieuze bewegingen zouden kunnen deelnemen, maar atheïsten die religie in het algemeen afwijzen niet. Dat standpunt komt voort uit de reflex bij vele gelovigen om de pijlen op de brenger van de boodschap te richten zodra er in het openbaar afwijzende kritiek op de religie klinkt.
Het gevolg van het taboe op de discussie over de religie als bron voor geweld is dat dit belangrijke onderwerp in deze tijd van religieus geïnspireerd geweld volledig onbespreekbaar is.
Hedges is wel kritisch over religieus geweld, maar legt het probleem bij orthodox fundamentalisme. Hij gelooft niet in atheïsten omdat een aantal populaire atheïsten de grondslagen van de religie als oorzaak van vele conflicten aanwijzen. Maar het verdedigen van tolerante geloofsstromingen maakt Hedges niet genuanceerder. Doordat hij reageert met het voorspelbaar terugkaatsen van klassieke verwijten aan het adres van de religies heeft het de schijn dat hij een blinde vlek heeft voor negatieve aspecten in het geloof zelf. Als hij kritische atheïsten niet zou betichten van absolutisme en geloof in de almacht van de rede, of niet zou afleiden met een verwijzing naar allerlei moderne oorlogen waar de gemiddelde atheïst ook zijn opvattingen over heeft, zou hij genuanceerder zijn. Maar zelfs al geven diverse critici religie in de verbale discussie geen enkele ruimte, dat maakt ze nog niet tot fundamentalisten die kunnen worden geassocieerd met geweld en antidemocratische tendenzen vergelijkbaar met Amerika's religious right of de terroristische bewegingen die in deze tijd de wereld teisteren. Het volgende taboe dat moet worden doorbroken is het bespreekbaar maken van de godsdiensten zelf als bron van conflicten, geweld, oorlogen en terrorisme. Iedereen die niet wil dat reactionaire gelovigen zich steeds meer op de voorgrond dringen en religieus fascisme het aanzien van de maatschappij zal gaan bepalen, zal moeten deelnemen aan het openbare debat hierover.
Links:
Auteur: Els Geuzebroek
Dit artikel is 1816 keer gelezen.
drie reacties